Zoeken

Rumphius, de blinde ziener van Ambon

t/m 14 juli 2002

Dit jaar, in 2002, is het 300 jaar geleden dat Georgius Everhardus Rumphius overleed. Vanwege dit feit presenteren we van t/m 14 juli in de torenkamer een kleine maar fijne tentoonstelling over 'de blinde ziener van Ambon'. Rumphius (Georg Everhard Rumpf, 1627-1702) was de eerste natuurwetenschapper die actief was in de Oost-Indische Archipel. Geheel naar de geest van de 17e eeuw was hij een generalist, bijna een autodidact die uit zuivere natuurwetenschappelijke nieuwsgierigheid tot ongekende prestaties kwam, zeker ook omdat hij gedurende de laatste 32 jaar van zijn leven blind was. In een gedenkboek dat ter gelegenheid van zijn 250ste sterfjaar werd uitgegeven, kenschetst men Rumphius als kenner van, onder andere, vogels, vissen, kreeften, schelpen, planten en algen. Tegenwoordig, in de tijd van steeds verder gaande specialisatie, komen biologen als Rumphius niet meer voor. Zijn werkgever, de V.O.C., was zich goed van de uitzonderlijke kwaliteiten van Rumphius bewust. Hij kon zich boeken laten toesturen en hij kreeg de gelegenheid om te corresponderen met wetenschappers in Azië en Europa. Rumphius kreeg daardoor grote bekendheid. Hij werd onder de titel ‘Plinius Indicus’ als corresponderend lid benoemd van de illustere Keizerlijke ‘Academia Naturae Curiosorum’ in het Duitse Schweinfurt.

De belangrijkste prestatie van Rumphius was zijn ‘Amboinsche Kruidboek’ dat in twaalf delen verscheen vanaf 1741, alhoewel hij het manuscript in 1692 afrondde en naar Nederland verscheepte. Gelukkig had een voorziene geest het complete werk (met de hand) gekopieerd, want het origineel ging ten noorden van Portugal met schip en al ten onder. Meer geluk had Rumphius met zijn ‘d’Amboinsche Rariteitkamer’. Het verscheen zonder problemen, maar wel postuum, in 1705 en beleefde drie Nederlandstalige drukken en een Duitse vertaling.

Het is vooral dit boek geweest dat Rumphius grote faam bezorgde, ook buiten de wetenschappelijke wereld. Het is het eerste boek dat een inventaris geeft van de tropische mariene fauna van een bepaald gebied en geldt als het begin van de ‘moderne’ mariene-biologie. Als zodanig wordt het nog steeds geraadpleegd. Er worden niet alleen nieuwe, tot dat moment in Europa onbekende, soorten vermeld. Het boek staat ook vol met gedetailleerde informatie uit de eerste hand over de biologie en de ecologie van vele zeedieren. Rumphius liet ook niet na om de exacte vindplaatsen te vermelden. Dat kwam goed van pas toen in 1990 de Nederlandse ‘Rumphius Biohistorische Expeditie naar Ambon’ in de voetsporen van de blinde ziener trad. Als Rumphius schreef dat een zekere soort uitsluitend op een bepaalde plaats voorkwam, troffen de verbaasde expeditieleden het dier ook werkelijk op die plaats aan.

In de tentoonstelling 'Rumphius, de blinde ziener van Ambon' staat ‘d’Amboinsche Rariteitkamer’ centraal. Er zijn, onder andere, reproducties van 24 (van de 60), door de natuurschilderes Maria Sibylla Merian handgekleurde platen uit de ‘Rariteitkamer’ te zien, waarbij sommigen samen met de afgebeelde schelpen (uit de NMR-collectie) worden getoond. Ook een replica van de herdenkingsplaat die sinds 11 oktober 1997 het geboortehuis van Rumphius in het Duitse Wölfersheim siert, maakt deel uit van de tentoonstelling.